Het geheim van de Murkensteen "Diep in het donk're DemsterwoudDaar woont de Dronken Smurf. Ik zou wel willen kijken gaan Maar denk niet dat ik durf Want ik ben angstig dat hij mij Zal grijpen in mijn lurf. "De Dronken Smurf, zo zei mij Eens een oude tovenaar, Is niet goed wijs, zeg maar gerust, Hij is een beetje raar. Hij houdt van Murkenvlees, gekookt, Gebakken en goed gaar. "En aangezien mijn lijf en goed behoort tot `t Murkenschap, blijf ik maar liever uit de buurt Van deze dronkelap Zodat ik niet hem dienen zal Tot smakelijke hap." Zo sprak de Murk, mijn oren Registreerden iets te hard Zijn woorden van hetgeen Bezwarend werkte op zijn hart. Toen sprak hij voort met hese stem, Getuigend van zijn smart: "Ik ben een Murk, wil alles weten, `t Kost mij zeer veel tijd, Een eigenschap die mij dan ook Van `t mensdom onderscheidt. Thans rest mij enkel één Vervelende onwetendheid "Verhalen doen de ronde Over gindse potentaat, Ondanks het feit dat niemand Die ik ken ooit zijn gelaat Aanschouwd heeft om daarna te spreken Van deez' psychopaat. "Geloven kan ik weinig nog Van de geruchtenstroom Daar ied're Murk, stoutmoedig en Verscholen acht'r een boom Vermoedelijk de dood verkreeg Als uitkomst van zijn droom. "Dit vormt de crux van al wat mij Ten zeerste heeft bedroefd, Dat nooit een Murk vertellen kon van hem die daar vertoeft, Terwijl juist dit precies is Wat mijn Murkenhart behoeft." Verhalend was hij aangeland Op een beklemmend punt, Mijn bloedsomloop gelijk Adrenaline, onverdund. Ik dacht: de Murk, hij heeft het Op mijn dienstbaarheid gemunt. Waarom sloeg ik de waarschuwing Van Moeder in de wind: Zorg dat je je met vriendschap Aan een Murk nimmer verbindt Omdat hij altijd kans om deze Te misbruiken vindt. De Murk vervolgde: "Vriend, Ik smeek u, trouwe kameraad, Wilt u aanschouwen gaan De immer in beschonken staat Verkerende figuur Bij wie een Murk het leven laat?" Na deze woorden keek de Murk mij Veelbeteek'nend aan, Hij voelde dat ik hem niet In de kou kon laten staan. Mijn weerstand was bezwijkende, Hoe kreeg hij het gedaan? Toch was er in mijn achterhoofd Nog iets dat weerstand bood Aan `s Murks verhalende rekest Getuigend van zijn nood: Een vaag besef van zelfbehoud, Mijn angst te gaan was groot. Mijn stem was schor, mijn tong was droog, Het brandde in mijn maag Toen ik mijn amicus, de Murk, Ten antwoord op zijn vraag Een weinig hoopte om te turnen Met mijn wedervraag: "Ik spreek de wens uit dat dit Onze vriendschap niet verkilt, Kan ik u - niet is hiermee uw Nieuwsgierigheid gestild - Bewegen af te laten Van hetgeen u van mij wilt?" De droefenis die daarna was Te lezen in zijn blik Was groot maar toch Vertoonde deze aanwas zodat ik Een keelgeluid ontwaren kon Dat aanzwol tot een snik. "Bekommert u zich niet om mijn Verbitterde geween, Mijn Murkenhartewens is Te omvangrijk naar het scheen. Als ik de Dronken Smurf wil zien Dan ga ik zelve heen." Door zielepijn gevat waren Zijn ogen transparant Maar met zijn laatste zin had hij Zich enigszins vermand. Zijn tranen droogden, hij stond op, toen gaf hij mij een hand. "Ik had het kunnen weten, Want mijn Moeder heeft gezegd: Een Murk die waarde aan een dienst Van Mensen heeft gehecht Komt eens te meer bedrogen uit; Haar woorden zijn terecht. "Neem mij niet kwalijk, beste vriend, `k Heb reeds te lang gezeurd, Uw weigering verwachtte ik Maar nochtans niet getreurd En onze vriendschap blijft bestaan Als was dit niet gebeurd." Mijn vriend vertrok, zijn Murkenpas Was richting huis en haard, Zijn gang verraadde mij Dat zijn gemoed wat was bedaard; Was het zijn opzet dat hij Mijn geweten had bezwaard? Alleengelaten in mijn tuin Verzonk ik in gepeins: Ik ben geen Murk, de dreiging Van de Zeis des Maag'ren Heins Ofwel de dood door Smurfenhand Is voor een Mens iets kleins. Hiermee weerlegde ik de echtheid Van mijn grootste angst Een Murk zou sterven, zei mijn vriend, Daarvoor was ik het bangst Dat ging ik onder ogen zien Want eerlijk duurt het langst. En daar ik Mens ben, Dus in geen geval een Murkenvlerk, Postuurlijk groot geschapen ben, Hetgeen ik nu bemerk, Heb ik niet veel te vrezen Want een Smurf is niet zo sterk! Door mijn geslepen inzicht Stond ik van mijzelf verrast De Murk zou kunnen zien Dat ik een vent ben van stavast; Ik zou de Dronken Smurf ontmoeten, mijn besluit stond vast. Mijn queeste zou veel vergen, Middels ramp en tegenspoed, Van uithoudingsvermogen, Echter meer nog van mijn moed: De wegen zijn gevaarlijk Voor een reiziger te voet. Ik krabde peinzend aan de onderkant Van mijn gelaat, Door moeilijkheden aan mijn reis Kreeg ik het haast te kwaad; Waarom zou ik omslachtig doen Terwijl het simpel gaat? Mijn Cadillac reed soepel Van de oprijlaan, zodat Ik mij onmiddellijk begaf Op het verharde pad Dat mij zou voeren langs de weg Die ik gekozen had. Terwijl het landschap langzaam aan mijn autoraam verstreek, Herinnerde ik mij een stuk van de verkoperspreek: Een Cadillac Convertable, Pas op voor zonnesteek! Nog dankbaar voor de woorden Van de man die mij verkocht, Had ik weldra gevonden Nadat ik wat had gezocht: Mijn breedgerande zonnehoed waaraan ik ben verknocht. De zon stond laag, de horizon Was reeds verkleurd tot goud Toen ik ten lange leste aankwam Bij het levend hout Dat samenstaand de dreiging vormde Van het Demsterwoud. Op dit punt aangekomen Zonk de moed mij in de schoen. De aanblik van de stammen En 't bewegingloze groen Veroorzaakten mijn aarzeling; Ik wist niet wat te doen. Het bospad dat de weg vervolgde, Onverhard en nauw, Zou niet bereden kunnen worden, zodat ik al gauw Gedwongen werd dat ik Mijn auto achterlaten zou. Het kwam mij daarentegen Allerminst genoeglijk voor Om tussen enge bomen En wellicht ook beesten door Te voet en bij gebrek aan licht te dwalen zonder spoor. Doch aan standvastigheid had ik Gelukkig geen gebrek: Bij daglicht zou ik weer Gaan zoeken naar de Smurfenstek En zou de nacht passeren In mijn warme Cadillac. Ontwaakt met opgetogen hart Kon ik nu aan de slag: In goudgekleurde zonnestralen Van de nieuwe dag Was 't aanzien van het bos lang niet zo eng, zoals ik zag. Mijn schoenen aan, de veters vast, Mijn wandelstok gevat, Gecontroleerd of ik Mijn auto afgesloten had, Kortom, volledig voorbereid Begaf ik mij op pad. Helaas, mijn vreugde van Die ochtend was van korte duur. De eerste passen op het pad Bezorgden mij het zuur, Ik werd opnieuw bevangen door De angst voor 't avontuur. De zon, die kortgeleden had geschenen in mijn nek, kon nauw'lijks penetreren door het dichte bladerdek; Het enige geschitter van de zon Was door verstek. --- "Wilt ge weten hoe dat sprooksken afloopt? (Urbanus in 'Hector') |
||