Door de poort van de tijd
Indrukken en ontmoetingen tijdens een
drieweeks bezoek aan de Volksrepubliek China
Deel 2
12 januari
De sjieke speciale sneltrein die ons
naar Shanghai voert heeft twee verdiepingen, is niet eens geheel gevuld
en ik kan aan een tafeltje zitten. Helaas is het geen stoomboemeltje.
Die heb ik tot nu toe alleen nog maar gehoord. De term sneltrein moet
vertaald worden naar Chinese begrippen. Vroeger waren er twee soorten
treinen: snelle treinen en langzame treinen. De langzame treinen heten
tegenwoordig sneltreinen en de snelle treinen zijn omgedoopt tot speciale
sneltreinen. De onze gaat sneller dan je met de auto kunt, maar dat
zegt meer over de staat waarin de wegen verkeren dan over de trein of
de auto's. Als je een beetje traint en een leuk sprintje kunt trekken,
kun je een stukje meefietsen. Alle stoelen zijn zacht en bekleed, iedereen
heeft een rugleuning, er zijn tafelkleedjes en er hangen gordijntjes.
Een man laat zich de luxe van een gratis washandje welgevallen en veegt
zijn handen af aan een gordijntje. Wij, verwende, tot op het merg van
luxe doordrongen westerlingen, weten dat het een gordijntje is. Het
grootste wonder in deze trein: er wordt gestookt. Dat houdt wel in dat
het hier, door de gewenning aan de kou, vies benauwd en bloedheet is.
Met wat truien minder gaat het een beetje. Omdat ik schrijf blijf ik
wakker. Anderen babbelen, lezen of sluimeren. Muziek klinkt vrijwel
onophoudelijk door een luidspreker, af en toe onderbroken door de conductrice
die het ding zijn naam eer aan doet doen. Men drinkt thee uit meegebrachte
jampotjes, het water komt uit de ketel van de conductrice. De man tegenover
me eet met smaak zijn mandarijntje. De schillen doet hij in het afvalschaaltje
dat op tafel staat. Met smaak eten betekent dat alle zintuigen moeten
genieten, dus ook de oren. Het rochelen en spuwen valt me mee. Er wordt
op straat regelmatig gerocheld, maar men spuwt overwegend in putten
of in de buurt van vuilnisbakken. Op grote straten geldt een spuwverbod.
Ik bleef op z'n Chinees nieuwsgierig staan bij een man die een bekeuring
kreeg, leunend tegen de schouder van de overtreder om te kijken naar
de ijverig schrijvende verbalisant. Niemand reageerde op mijn aanwezigheid.
Wat de eerder vermelde muziek betreft, westerse hoempamuziek is hier
waanzinnig populair. Ook en vooral Richard Clayderman is hier een godheid.
Veel mensen hebben TV en dus vast wel eens de Claydermannende pianovleugels
gezien, maar desondanks. Veel Amerikaanse liedjes worden voorzien van
een Chinese tekst. Het openingsthema uit het pianoconcert van Tsjaikovsky
is, op half tempo, een dijk van een hit.
Het landschap dat aan mijn treinraam voorbijtrekt, doet me van de ene
verbazing in de andere vallen. Was ik gewend aan de stad, het platteland
is hemelschreiend mooi, de waterbeheersing veelvuldig en goed, de behuizing
soms mooi, soms erbarmelijk. Nederlandse varkens wonen vaak beter dan
mensen op het Chinese platteland. Zou hierin de oorsprong van het Chinese
karakter voor "thuis", dat kan worden geanalyseerd als een
varken onder een dak, liggen? Ik ga niet naar het echte, arme, platteland.
Daarvoor ben ik te laf. Het gaat me te ver te moeten slapen terwijl
de ratten over je dekens lopen. Het gaat me te ver om een kuiltje te
graven om je darmen in leeg te laten spetteren terwijl je de geiten
op een afstand moet houden omdat ze anders de boel onder je reet vandaan
vreten.
China kent sinds 1980 de éénkindpolitiek. Wie het waagt
meer dan één kind te krijgen wordt gestraft met een geldboete.
Het bedrag hangt af van het inkomen en voor iedereen beslist een rib
uit zijn en haar lijf. Omdat mensen voor hun oude dag willen zorgen
worden meisjes na de geboorte soms vermoord. Zij willen een zoon. Op
het oncontroleerbare platteland (er zijn gebieden waar men nog nooit
heeft gehoord van Mao Ze Dong, waar men niet weet wat voor rare beesten
wij, met ons lichte haar, huid en lange neuzen, zijn) kan aan het verbod
de hand worden gelicht. Vaak wordt bij de tweede zwangerschap geaborteerd.
Ik heb gesproken met een vrouw die gebakken embryo heeft gegeten. Vlees
is duur. Het lekkerst vond ze de vingertjes.
Adam vertelde me van een bezoek dat hij bracht aan een nederzetting
op het platteland. De gigantische armoede, zo zei hij, was aan alles
af te lezen. De woningen waren tochtige, lekkende kotten, varkens banjerden
snuffelend door het huis en ratten tierden er welig. Hij was ontdaan
dat de mensen, die werkelijk nog geen nagel hebben om op hun gat te
krabben, hem gastvrij voedsel en onderdak boden en onthaalden als een
vorst. Na het afscheid legde hij geld op tafel en liep naar buiten.
Grootmoeder, zoals overal ook daar de spil van de familie, werd woedend,
schold hem en zijn familie uit voor alles wat mooi en lelijk was en
zei dat ze nog liever honderd jaar in haar krot wilde wonen dan te buigen
voor andermans geld.
12 januari, 's avonds
Eén dag Shanghai heeft mij doen
verlangen naar China. Shanghai is geen China. Shanghai is westers. Mensen
gooien rommel op straat, zijn jachtiger, er is reclame op straat, er
is coca cola (kekou kela) te koop, het voedsel is bijna twee keer zo
duur, de gewone hotels zijn (voor Chinese begrippen) duur.
We zijn nogal een tijd bezig geweest met het regelen van ons nachtverblijf.
Adam had zijn paspoort thuisgelaten omdat Tang Xu ons had verzekerd
dat alles van een leien dakje zou gaan, dankzij Adams studentenkaart.
De China Survival Kit, die wij enkele malen hebben geraadpleegd, maakt
melding van de mogelijkheid om voor weinig geld in Hong Kong een studentenkaart
te laten maken. Kennelijk wordt van deze mogelijkheid in Shanghai vaak
gebruik gemaakt, want Adams studentenkaart werd niet geaccepteerd en
hij moest zich persé met zijn paspoort legitimeren. Bovendien
moesten we de kamer met FEC betalen omdat we buitenlanders waren. We
hadden geen FEC en de dollars om FEC te wisselen lagen in mijn koffer
in Nanjing. Na lang lullen mochten we dan toch in renminbi betalen,
maar wel 160%. Het principe om nooit teveel te betalen bracht de gemoederen
aan de kook. Van het paspoort was bij nader inzien slechts het nummer
noodzakelijk. China is bureaucratischer dan het ziekenfonds, de directie
studiefinanciering en de sociale dienst in Nederland bij elkaar. We
probeerden Tang Xu te bellen voor het paspoortnummer en een beter advies,
maar konden geen telefoon vinden die geschikt was om naar een andere
provincie te bellen. Nu weten we dat een toerist, die de taal niet spreekt,
zonder hulp ten dode is opgeschreven. Niettemin spraken we in onze speurtocht
naar nieuwe buitenlandse vrienden - die FEC konden wisselen - twee Russinnen
aan die alleen maar Russisch spraken en een Duitser die zich in staincoalen
english beklaagde dat iedereen maar Engels tegen hem sprak.
We probeerden een Chinese kennis van Adam op te bellen maar we kregen
haar niet te spreken. We belden naar haar werk en haar collega's zeiden
dat ze al heel lang ergens anders werkte. We belden naar haar huis en
haar kamergenote zei dat ze in Singapore was. Smoezen, nog doorzichtiger
dan ik op de lagere school bezigde als ik te laat kwam. Uiteindelijk
kregen we van haar moeder te horen dat zij niet toestond dat het meisje
Adam zou ontmoeten in Shanghai. Als zij dit verhaal te weten komt, breekt
daar de pleuris uit.
Omdat mijn heimwee naar Hollands eten me parten speelde, aten we in
een restaurant, dat zó op de Amsterdamse Albert Cuyp zou kunnen
staan. De zes tafeltjes waren overwegend gevuld met jonge Amerikanen,
een enkel Chinees echtpaar zag er verdwaald uit. Na een copieuze, Hollands-Chinese
maaltijd, die ik zelf kon bestellen omdat ik de kaart kon lezen, kon
ik er weer even tegen. Het restaurant was ons aangeraden door een student
aan het conservatorium, waar wij logeerden. Hij kwam uit New York, had
een lange tijd in Beijing gewoond en zei dat het hem hier veel beter
beviel. Verwarming, douche, TV op de kamer, hij hoefde het niet te zeggen,
ik wist wat hij bedoelde.
Tijdens de maaltijd ging de deur open en twee verweerde, Chinese koppen
staken door de opening. In het Chinees, want dat verstaan die buitenlanders
toch niet, riep de serveerster hen toe: "Nee, nu niet. Er zit veel
geld binnen." De hoofden verdwenen en de deur sloot zich zacht.
Ik wist precies waar de "geld" zaten. We hebben de serveerster
op haar Chinees-zijn getest met een fooi en ze viel na slechts één
weigering door de mand.
13 januari
De eerste nacht in Nanjing droomde ik
een duidelijk westerse droom met westerse straten en westerse treinen.
Toen ik wakker werd, wilde ik mijn bed niet uit omdat ik niet wilde
dat mijn ontbijt zout zou smaken en in een openluchtvreetschuurtje gegeten
zou worden terwijl de man naast mij de inhoud van zijn ene neusgat tussen
ons in op de vloer smeet. De tweede nacht droomde ik dat ik weer thuis
was.
Ik was ervan overtuigd dat ik niet droomde en mijn teleurstelling was
groot. Ik had nog zoveel dagen China tegoed, een reis door de provincie,
een bezoek aan andere steden, nog zoveel ervaringen die ik wilde smaken.
Het was te reëel om een droom te kunnen zijn. Toen ik wakker werd
deed ik snel mijn ogen open, zodat ik met een zucht van verlichting
kon vaststellen dat ik slechts had gedroomd. Enkele nachten daarna droomde
ik opnieuw dat ik thuis was. "Haha," dacht ik, "vast
een droom!" Ik begon op details te letten en kwam tot mijn grote
schrik tot de conclusie dat wat ik zag toch echt was. "Nou,"
droomde ik toen, "dan doe ik m'n ogen wel open." Om mij heen
zag ik duidelijk de vertrouwde aanblik van een Chinese kamer. Toch een
droom.
Vandaag hadden we drie zaken te regelen
voordat we de toerist konden gaan uithangen. Bevestigen van mijn terugreis,
kopen van treinkaartjes naar de bestemming van morgen: Hangzhou, en
een achterlichtje kopen voor de motor van Tang Xu. (Vlak voor vertrek
naar Shanghai had Tang Xu me meegenomen door akelig smalle straatjes
waar gewoon markt kraampjes stonden en waar eigenlijk teveel mensen
liepen om doorgang te kunnen verlenen aan twee mensen op een motor.)
Zoals gewoonlijk werd ik laat wakker, wellicht nog wat sporen van het
tijdverschil, en Adam vertrok, gewapend met het telefoonnummer van het
Dragonair kantoor, de Chinese tak van Cathay Pacific. Hij kwam terug
met het adres én voor mij een nieuw maojinhanddoekje. Ik kon
me weer wassen, want ik had de andere in Nanjing laten hangen. De speurtocht
naar het Jinjiang Hotel, waar Dragonair is gevestigd, nam slechts luttele
minuten in beslag, want het stond op de kaart. De stempels voor de bevestiging
van mijn terugreis, een formaliteit waar de luchtvaartmaatschappij prijs
op stelt, waren snel gezet. Iemand van het hotel personeel wist waar
we een motoronderdelenwinkel konden vinden en ook daar liepen we zo
naar toe. Onderweg regelden we ons ontbijt: croissantachtige broodjes
en een echt flesje echte melk die nog smaakte naar echte melk ook. Merkwaardig
dat ik me toen pas realiseerde wat ik het meeste had gemist aan mijn
voeding. Het Chinese voedsel zou me de rest van mijn verblijf geen parten
meer spelen.
Onderweg leerden we ook de charmes van Shanghai kennen. De typische
Chinese bouwstijl van de burgermanshuisjes, die in Nanjing nauwelijks
te vinden is omdat de stad in de loop der jaren vrijwel geheel herbouwd
is. Overal, ook langs de drukke wegen, hangt was te drogen en liggen
dekens te luchten in de zon. Het klimaat is hier een stuk aangenamer
dan in Nanjing. De bomen hebben in januari blad. Veel blad. De platanen
langs de wegen echter niet. Door langs de wegen platanen te planten
heeft men in Nanjing de elektriciteitsleidingen aan het zicht onttrokken.
In Shanghai is dit ook gepoogd, maar de bomen zijn veelal geknot en
staan er schamel bij.
De onderdelenwinkel bleek nog te hebben wat we wilden ook, en, ondanks
de wereldstadallures van Shanghai, voor de prijs die Tang Xu in zijn
hoofd had. Het besluit om in deze stad de prijzen om te rekenen naar
Nederlands geld in plaats van ze te vergelijken met die in Nanjing heeft
ons veel ergernis bespaard. Shanghai is verpest door toeristen. Verpest
door jongeren met een valse studentenkaart. Verpest door de reclame
en de sex uit het westen, die hand in hand gaan. Gelukkig kent het nog
de straatjes waar geen auto's rijden, waar uithangborden nog enkeltalig
zijn, waar de bevolking de rare buitenlanders nog openlijk aanstaart.
Dat aanstaren is overigens eenvoudig op te lossen. Het kan bijzonder
irritant zijn om een treinreis te ondergaan als je vier uur lang door
de man tegenover je met open mond, strak en zonder met de ogen te knipperen
wordt aangestaard. Als je hem na vijf minuten staren vraagt waar hij
vandaan komt en hoe oud hij is en je vertelt wat je sokken in Nederland
hebben gekost, is de kous na een kwartiertje af.
Ons verlanglijstje was nog niet afgewerkt. Waar koop je een treinkaartje?
Op het station. Les één voor treinreizigers: regel bij
aankomst onmiddellijk je retour- of doorreiskaartje, tenzij je langer
dan twee dagen speling wilt hebben voor je vertrek. Treinkaartjes zijn
namelijk twee dagen geldig. Inachtneming van deze les voorkomt dat je
van de ene kant van de stad naar de andere moet om een kaartje te kopen
en dan weer terug kan voor het te bezichtigen object. De verkeersagent
vertelde ons dat we het beste díé straat in konden lopen
voor de halte van bus 902 naar Xin Kai Zhan, het Nieuw Gebouwde Station.
Double check: de tweede agent die we raadpleegden zei hetzelfde. Een
halte was in die straat echter niet te vinden. Toen kregen we een probleem.
We waren gedwongen om aan toevallige voorbijgangers de weg te vragen.
Een Chinees die iets niet weet, wil je niet teleurstellen en zal liever
zomaar het eerste antwoord geven dat hem te binnen schiet dan zeggen
dat hij het niet weet. Aldus hebben we de bewuste straat drie keer in
zijn volle lengte bewandeld zonder een bushalte te vinden. En wie moet
je geloven? Er is een spreuk voor zulke situaties: diao shi diao, dan
shi dan. Een pik is een pik, een ei is een ei. (Als we door noeste arbeid
slechts verder van ons doel zouden zijn, gebruiken we een andere spreuk:
yi bi diao zhao. De exacte betekenis is mij onbekend, in ieder geval
is diao dezelfde als in de vorige spreuk en slaat bi wederom op de vrouwelijke
geslachtsdelen. Staat niet in de Teleaccursus Ni Hao.) Kaart bestudeerd,
bedacht welke route de 902 vast wel zou nemen, want die zagen we wel
rijden maar niet stoppen, gelopen, bushalte gevonden. Als ik vrijdag
1 februari weer voet zet op Nederlandse bodem, ga ik mijn Padvindersspeldje
alsnog opeisen. Buschauffeurs en conductrices weten de weg. We gingen
dus één halte mee (bushaltes liggen minstens een kilometer,
meestal meer, van elkaar verwijderd) om over te stappen op lijn 902
de andere kant op. De eerstvolgende halte was in het inmiddels overbekende
straatje, waar Adam nota bene aan een buschauffeur had gevraagd waar
we moesten zijn. De bus bracht ons op weg, maar sloeg een andere zijweg
in dan onze kaart voorspelde. Les één voor stadbezoekers:
gebruik nooit een zes jaar oude kaart, ook niet als er op staat: volledig
up to date. Het Xin Kai Zhan deed haar naam beslist eer aan en onze
kaart maakte melding van het oude en waarschijnlijk in onbruik geraakte
stationsgebouw. Goed. Ter plekke. Kaartje kopen. Eerder had ik dit avontuur,
waarvan ik wist dat het menige buitenlander vijf jaar later nog steeds
vaak 's nachts zwetend doet ontwaken, met Tang Xu doorgemaakt. Bestede
tijd: twee minuten. Dat werkt als volgt: op een bord lees je de vertrektijd
en de aankomsttijd op het reisdoel. Daarbij staat het treinnummer. Dat
onthou je heel goed en dan begeef je je naar de rij voor het juiste
loket, keuze uit soms meer dan veertig, als ik de loketnummers mag geloven.
Als je dan aan de beurt bent, koop je je kaartje en als je wilt, je
plaatsreservering. Als je het systeem niet kent en de taal niet spreekt,
is dit een onmogelijke opgave. Het kostte ons, inclusief wachtrij, een
kwartiertje.
De zon scheen nog steeds toen we vrij waren. De Chinese kaart van de
stad, die we kochten voor 8 mao verschafte ons veel meer informatie
dan de Toerist Map die Adam vorig jaar augustus in Amsterdam had gekocht
en die hem 3,50 en ons veel tijd had gekost.
We verzonnen een list om de reis van morgen goed voor te bereiden. We
vroegen op het stationsplein drie keer, bij voorkeur aan agenten, welke
bus we moesten hebben naar het conservatorium. Allen zeiden dat het
de 104 was. Ook de met een cello zeulende man, die conservatoriumstudent
bleek te zijn, maakte melding van de 104. 's Avonds, op het conservatorium,
zei een Afrikaanse student (die voor ons FEC had gewisseld) dat we van
daar uit met de 104 naar het station konden gaan. Naar alle waarschijnlijkheid
kunnen we morgen met bus 104 naar het station. Onze nieuwe kaart vermeldt
zulks ook. Had ook maar één van de ondervraagden een afwijkend
antwoord gegeven, dan was ik liever gaan lopen.
De vroegere woning van Zhou En Lai en die van Sen Zhong Shan (Sun Yat
Sen) zijn te bezichtigen, maar we zochten eigenlijk een mooi, idyllisch,
Chinees, kalm plekje om in de zon te zitten. Dat vonden we in de Yu
Yuan, de Tuin van Geluk, al viel die tegen. Kleiner dan de boeken en
reisgidsen doen vermoeden, veel nieuwe opsmuk (hetgeen niet verbazingwekkend
is, na de verwoestingen van de Culturele Revolutie), overal bordjes
met verzoeken om uit respect voor cultuur niet te spuwen (omdat helemaal
niet spuwen een onmogelijke opgave zou zijn waren om de tien meter kwispedoors
gestationeerd) en voor uw eigen veiligheid geen rotsen te beklimmen,
maar gelukkig ook oudchinese authenticiteit en, tegen sluitingstijd,
rust. Vóór die tijd was fotograferen zonder starende Chinezen
in focus onmogelijk.
Aan de uitgang van het Yu Yuan-complexje staat het beroemde theehuis
met de beroemde zigzagbrug. Afhankelijk van je standpunt (en smaak)
kan het mooi of lelijk zijn. Feit blijft: daar moet je thee hebben gedronken.
Het was gesloten. Dus hebben we in één van de sjiekste
restaurants van Shanghai gegeten voor 20 yuan per persoon en 9 yuan
voor het potje thee. Er werd niet eens heet water bij geschonken, er
waren geen servetten, geen tandenstokers, maar het was er wel sjiek.
Gegeten voor de prijs van een hotelkamer voor één nacht.
Maar, met uitzicht op de zigzagbrug en dat moet je gedaan hebben.
Met een pontje hebben we de oversteek over de Huang Pu rivier gewaagd.
Ondanks de rivier rook het er naar zee. Aan de overkant ligt een stukje
Shanghai waar praktisch geen toerist komt. De boten zijn altijd vol.
Ook 's avonds. We vonden een apotheek waar we een recept vroegen voor
een prima middel tegen verkoudheid. De apotheker vroeg een gedetailleerde
beschrijving van de klachten en schreef een twaalftal driekarakterregeltjes.
Nadat hij achter iedere regel de hoeveelheid had genoteerd, trok hij
laatjes open, woog hij kruiden af en pakte het mengsel op ingenieuze
wijze, zonder touwtjes, plakband of lijm, in een papieren vel in. Van
het mengsel moet het water, waarin het één uur lang heeft
gekookt, worden gedronken. Na een uur deze procedure herhalen. Of het
werkt is mij onbekend. Tijdens mijn verblijf in China is het er niet
van gekomen om het middel te proberen en ik was zo stom om het pakje
in Nanjing te laten liggen.
Ik heb gedouched. Ik heb warm water
langs mijn hele lichaam voelen vloeien. Het zweet van de opwinding van
de take-off in Schiphol is verdwenen in het afvloeiïngsputje van
de meest linkse douche op de derde verdieping (begane grond heet hier
eerste etage) van het verblijfgebouw van de buitenlandse studenten aan
het conservatorium in Shanghai.
14 januari
Met de hulp van een nieuwe kameraad,
een professor in de basgitaar, werd het ons mogelijk gemaakt toch met
renminbi te betalen. De 100 FEC die we gekocht hadden van de Afrikaanse
student zouden wellicht later nog van pas kunnen komen. De laatste heeft
ons ook het adres gegeven van een student in Hangzhou om ons aldaar
te helpen met het krijgen van een kamer en te betalen met renminbi.
In dit land krijg je alles voor elkaar, mits je de juiste connecties
hebt. Dat is waar Wang Yan voor mijn vertrek op doelde.
De trein naar Hangzhou is een gewone sneltrein, harde klasse. We hebben
geluk: ieder een bank van drie zitplaatsen zonder er ook maar één
te reserveren. De banken zijn bekleed. Ik had kale houten banken en
drukte verwacht. Ook hier komt men langs met heet water voor de meegebrachte
thee. De duizelingwekkende snelheid waarmee we het landschap doorkruisen
kan makkelijk worden geëvenaard door Carl Lewis. Het voordeel van
de harde klasse is dat ik het slijpsel van het potlood waarmee ik mijn
dagboek schrijf en mijn volgesnoten papieren zakdoekjes op de grond
mag deponeren. Het nadeel is dat er wordt gerookt. Neem nooit drop mee
naar China: de Chinese man rookt. De Chinese cigaretten zijn redelijk
tot zeer slecht. De pakjes zijn wel heel mooi. De import (dus westerse
export) is nep, voor het westen afgekeurde tabak die via Hong Kong het
land bereikt. Marlboro is geen Marlboro. Camel is geen Camel. Kent is
geen Kent. De Chinese man rookt. Hij is altijd blij met een slof cigaretten.
Op één van de tussenstationnetjes kregen we gezelschap
van drie mannen die, nadat ze eerst wat naar ons hadden gestaard, met
elkaar aan het babbelen sloegen. Omdat zij geen chocola konden maken
van de klanken die wij uitstootten, waren we niet zo interessant. Mijn
visum kwam ter sprake en Adam vroeg om mijn paspoort. Ik trok het zwarte
boekje uit mijn binnenzak en onmiddellijk ving de man direct naast Adam
het in zijn blik om het niet meer los te laten. Adam bladerde tot hij
het stempel vond terwijl ik hem met een uitgestreken gezicht verbaal
op de hoogte hield van 's mans gelaatuitdrukkingen. Om beter zicht op
het stempel te krijgen legde de man zijn hoofd op Adams schouder. Ondertussen
viel het mij steeds moeilijker mijn gezicht in de plooi te houden maar
hij lette gelukkig helemaal niet op mij. Ik kon niet verstaan maar wel
makkelijk raden wat hij tegen zijn makkers zei, nadat hij eerst met
uitpuilende ogen Adam had aangegaapt toen deze zonder enige aan kondiging
de Chinese stempeltekst begon voor te lezen.
In 1988 was er een gigantische rel in
Nanjing. Een Chinees meisje kreeg een verhouding met een Afrikaanse
student. Zij stond toe dat zij met elkaar sliepen, omdat hij had gezegd
met haar te zullen trouwen. Prima, dacht zij, zoals een goed Chinees
meisje dat betaamt, hij regelt alles voor mij en denkt overal aan. Later
kreeg zij te horen dat zijn trouwplannen niet oprecht waren geweest.
Een Chinees meisje dat buitenechtelijke gemeenschap heeft gehad, wordt
slechts getolereerd indien zij en haar vriend zullen trouwen. Geheim
houden van een relatie is onmogelijk. De sociale controle loopt vanzelfsprekend,
stomweg omdat er zoveel mensen zijn. Het meisje werd ontslagen uit haar
baan en verstoten door haar familie en vrienden. Zij verloor haar toekomst.
Zij zag geen andere uitweg dan zich het leven te ontnemen. Die gebeurtenis
deed de toch al niet al te koele gemoederen in de Chinese universiteit
tot het kookpunt stijgen. De Chinese studenten zorgden ervoor dat de
zwarte studenten werden geïsoleerd en een aparte afdeling kregen
op de universiteit. Daarop kwamen de zwarte studenten in opstand en
toen zij bijval kregen van veel andere buitenlandse studenten, is het
tot een massaal handgemeen gekomen waaraan de politie een einde heeft
gemaakt. De isolatiemaatregel is toen gedeeltelijk opgeheven, maar de
bevolking en de Chinese studenten hebben sindsdien een vijandige houding
tegenover zwarte mensen. Vrienden die ik na mijn terugkomst in Nederland
deze geschiedenis verhaalde, verbaasden zich over de reactie van het
Chinese meisje. Volgens mij staat dat niet ter discussie. Uit de reactie
van de Chinese studenten maak ik op dat dit niet de eerste keer was,
dat een Chinees meisje misleid met valse voorwendselen een relatie begon.
Eenieder die te gast is in een vreemd land, dient de regels van zijn
gastheer te respecteren.
In Hangzhou aangekomen vonden we vrij
spoedig de weg naar de Landbouwuniversiteit. Binnen vijf minuten had
Mr Raymond uit Kameroen voor elkaar dat wij onze kamer mochten betalen
met renminbi. Eten was een ander verhaal; omdat je de dag van te voren
op moet geven wat je wilt, konden we niet terecht op de universiteit.
We deelden de schotel van Raymond. Een andere student hielp mij bij
het bemachtigen van een flesje melk. Later babbelden we wat met Raymond
en hij hielp ons aan wat tips over de stad. Waar we kaartjes konden
kopen voor de boot naar Suzhou. Hij zat met zijn vinger gebogen over
de kaart die wij bij aankomst op het station hadden gekocht. Les één
voor stadbezoekers hadden wij gerespecteerd. Ik was behoorlijk moe,
zat op mijn bed en leunde achterover. Het licht in onze kamer deed het
niet en het flauwe schijnsel van een waskaarsje was niet direct een
stimulans om mijn ogen open te houden. Ik moet in slaap gevallen zijn
en ik schat dat ik na zo'n vijf minuten wakker werd om Raymond nog steeds
met zijn vingertje boven de kaart aan te treffen. Nog later vond hij
wat hij zocht. Hij woont hier al vijf jaar. De volgende dag troffen
we op de plaats van zijn kruisje een boekenwinkel.
Adam vroeg aan Raymond wat hij van de Chinese vrouwen vond. Hij zei:
"Ja, ach, ze zijn wel moeilijk, maar als je zegt dat je met ze
wil trouwen vallen ze wel mee."
15 januari
Het is wonderlijk wat voor antwoorden
je krijgt als je vraagt naar de motivatie van de studenten om in China
te gaan studeren. De meeste antwoorden die ik kreeg waren in de trant
van: "Je moet toch wat, en dit kon en leek me wel iets speciaals."
Praktisch niemand interesseert zich voor de Chinese samenleving, getuige
de mate waarin zij omgaan met Chinezen. Op deze Landbouwuniversiteit
zitten hoofdzakelijk Afrikanen. Ik sprak studenten uit Kameroen, Rwanda
en een onverstaanbaar land waar ik nog nooit van had gehoord. Geen van
hen begaf zich onder de Chinezen. Ze vinden het voedsel een probleem.
Ik ken in Nederland bosjes mensen (twee woorden) die er alles voor over
hebben om in China te gaan studeren maar het gewoon niet voor elkaar
krijgen omdat ze geen connecties hebben.
De bergen zijn draken, de rivieren zijn
slangen en de bomen zijn kraanvogels, is een oude Chinese manier om
een landschap te beschrijven. In Hangzhou zag ik wat ermee wordt bedoeld,
dat wil zeggen, buiten de stad. Vanaf het grootste van de drie eilanden
in het Xihu-meer heb ik staan kijken naar de stad. Vanuit het verleden
keek ik naar de twintig verdiepingen hoge gebouwen die de serene lijn
van de horizon verstoorden. Als ik mij omdraaide kon ik mij wanen in
de tuinen van een oude filosofische school. Adam kocht een boek: de
bundeling van geschreven emotionele ontladingen van schrijvers en dichters
nadat zij het Xihu-meer hadden bezocht. Misschien verschijnt er binnenkort
een supplement.
16 januari
Op de Long Jing theeplantage wordt de
beste thee van China geteeld: Drakebronthee. Op weg ernaartoe ontmoetten
wij een vrouw die er werkt en woont. Zij nodigde ons uit om in haar
eenheid thee te komen drinken en misschien wat te kopen. Ze vertelde
over de thee, de struiken, het verwerkingsproces van struik tot consument
en ze liet ons zien hoe de bladeren werden geselecteerd. Er zijn vele
klassen Drakebronthee te onderscheiden. Viermaal per jaar wordt er geoogst
en de oogst in mei wordt beschouwd als de beste. De bladeren worden
gedroogd en met de hand omgeroerd in een met varkensvet ingewreven wok,
die dan wordt verwarmd tot 90 C. Dit droogproces wordt zeer nauwgezet
uitgevoerd. Als het iets te kort of te lang duurt, is de thee waardeloos.
Het klasseverschil is voor de kenner zichtbaar, voor de tongen gewend
aan Pickwick niet te proeven, en het best te zien als de bladeren nat
worden. De juiste smaak van goede Long Jing Cha is zoet en fris en voelt
droog in de keel. De bladeren worden in de juiste dosering in het theeglas
gedaan dat dan wordt gevuld met kokend water. Als het water niet kookt,
zinken de bladeren niet naar de bodem. Het glas wordt tot de helft leeggedronken
en bijgevuld met kokend water. Het tweede en derde glas dat op deze
manier ontstaat, heeft de beste smaak. Na het vijfde glas wordt de smaak
niet meer gegarandeerd. De thee behoort een gunstige werking te hebben
op het gezichtsvermogen. Lang bewaren komt niet ten goede aan de kwaliteit.
Integendeel, de bladeren kunnen, met behoud van de bij hun klasse behorende
kwaliteit, een jaar worden bewaard. Dat kan bij voorkeur in een vacuüm
(tupperware) trommeltje met op de bodem wat rijst, afgedekt door rijstpapier.
Daarop kan de thee worden gelegd. De beste bewaarplaats is echter in
een goed afgesloten droge thermoskan.
We dronken thee en keken naar de wervelende blaadjes in ons glas terwijl
we de koop sloten. Na het afscheid en de onvermijdelijke groepsfoto
wees onze gastvrouw ons de weg. Bij een temperatuur van zo'n 15 graden
in de zonneschijn wandelden we en lieten ons opslokken door het landschap.
Eens las ik een boek waarin iemand zich kon veranderen in een boom.
De dingen die hij voelde tijdens en na zijn transmutatie werden gedetailleerd
beschreven. Nu ik in het gebied rond de plantage ben geweest, waag ik
te denken dat iets dergelijks niet onmogelijk is. De schoon heid was
zo overweldigend dat ik er bijna niet durfde te lopen. De rug van een
draak voert door de vallei en wordt vergezeld door een onderhoudend
babbelend beekje dat ont springt uit de Drakebron. We hebben ons rekenschap
gegeven van de lessen die het vertelde. Wat wij daar zagen was de eeuwigheid.
Het water deed ons denken aan het gedicht van een oude Chinese meester,
waarvan hier de regels die ik me herinner van de Engelse vertaling.
Love is like a running brook. Yet deaf, sings its melody for others
to hear. Feel the pain of too much tenderness. Awake at dawn with a
winged heart. Empty yourself, and yet be filled.
17 januari
We vernamen dat president Bush groen
licht had gegeven voor de oorlog tegen Irak en dat vliegtuigen onderweg
waren. De berichtgeving die ons de komende dagen zou bereiken bestond
uit televisiebeelden van CNN met Chinees commentaar. De beelden zeiden
genoeg. Ik was blij dat ik het commentaar niet kon verstaan.
We spraken twee Amerikaanse meisjes hierover aan en zij reageerden geschokt.
Ze bleken uit Australië en Engeland te komen en reisden na hun
ontmoeting in Hong Kong samen rond, betaalden met FEC en sliepen in
hotels voor 160 yuan per nacht. De tol voor het gebrek aan taal.
De China Survival Kit maakte melding van Hangzhou's trekpleister nummer
één: Ling Yin, de Schuilplaats voor de Geesten, een Boeddhistishe
tempel in de bergen. Moet je gezien hebben. We stapten de bus uit en
bevonden ons voor de ingang van het park. Het was er vergeven van de
Chinese toeristen. De tempel was groot, er stond een beeld van een meter
of tien hoog van een zittende Boeddha. Achter de tempel werd een nieuwe
gebouwd. Nog niet geopend voor publiek. Sfeer was er niet te proeven,
waarschijnlijk hebben de geesten al heel lang geleden omgezien naar
een andere plek. Buiten werden we om de haverklap toegeschreeuwd door
vrouwen achter kraampjes met zevenen twintigsterangs Long Jing thee
en andere troep die als de beste kwaliteit kon worden gekocht. Toen
we de laatste rij kraampjes voorbij liepen veranderde ineens de strekking
van het toegeschreeuwde. De aanprijzingen werden waarschuwingen: hier
was het afgelopen. Gerustgesteld liepen we door en kwamen we terug in
China: een schilderachtig dorpje waar ongetwijfeld theeplukkers wonen,
getuige de begroeiïng in de omgeving. Het weggetje dat wij volgden
werd wel erg eenzaam, en toen we ons begonnen af te vragen waar we terecht
zouden komen, kwamen we weer mensen tegen. Zij wisten de weg: "Als
jullie nou die kant uitgaan, en bij de splitsing linksaf, dan loop je
om de berg heen en kom je op de Tempelroute." Dat klonk niet gek.
Met een grote boog en veel klimwerk begaven we ons over het aangegeven
pad, door enkele kleine dorpjes en langs echte tempels. Gelaafd door
de rust en de harmonie keerden we na een lange wandeling voor de derde
keer terug in Hangzhou en stonden opnieuw bij de ingang van de touristentrek-
en mosterdpleister. Wie de grote tempel gratis wil bezoeken moet mij
maar bellen, ik wijs de weg wel.
Vanaf een boot is het leuker om van
een stad afscheid te nemen dan vanuit een trein. Misschien omdat je
niet achter glas zit, misschien omdat het trager gaat. De nachtboot
naar Suzhou heeft twee verdiepingen. Wij slapen op de bovenste. De slaapcabine
delen we met twee andere mannen. Mijn brits verschaft me net niet voldoende
ruimte om languit te liggen. De deken en het hoofdkussen van het huis
zijn eerder gebruikt na de laatste wasbeurt. Het onderste dek is één
grote ruimte, vol met stapelbedden. We varen in een colonne van vijf
boten. De boot voor ons is aan de onze vastgebonden omdat wij ook hun
roer zijn. De passagiers daar hebben beschikking over één
kajuit: geen bedden, iedereen zit. Bij de invallende nachtelijke duisternis
zie ik Hangzhou vanaf het water, leunend op de reling, schouder aan
schouder met andere passagiers. Wat ik allemaal zie varen, met of zonder
licht, met brullende pokketamotortjes of zwijgzaam voortgeroeid, het
is een wonder. De gemiddelde vaarstijl is abominabel. Een uur na afvaart
hebben we één keer een aangemeerde boot en één
keer een tegemoetkomende boot geschampt, dat de vonken er werkelijk
vanaf vliegen. Ik vraag me af of er tussen die zevenenvijftigduizend
een karakter zit voor "marge". De afstand tussen het bovendek
en de boogbruggen is te meten in centimeters. Een brug in aanbouw loost
een lief maar constant waterstraaltje dat tien centimeter van onze bakboordzijde
in de rivier spettert. Pissen doe ik in een piepklein hokje met een
gat in de vloer, voor een openstaand raam van één bij
één meter. De enige reden waarom je discreet onzichtbaar
bent is omdat er in het schijthok geen licht is. Alle andere zaken die
niet meer van nut zijn gooit iedereen over de muur. Dit is China tussen
de Chinezen.
De Chinese slapies hebben de bovenkooien gekozen, in het volle schijnsel
van de TL-balk, waarvan de schakelaar onvindbaar en vermoedelijk in
de stuurhut is. De meeste bootreizigers doen al vanaf een uur of zes
hun best om in slaap te vallen. Ik heb kastjes ontdekt waarin kleinbagage
kan worden gestald. Ook zijn er kleine schapjes waar ik mijn bril op
zou kunnen leggen als ik dat heel graag zou willen. De aanblik van de
vlekken en strepen op het blad en de uit diverse verhalen geputte fantasie
over soepig kotsende Chinezen (ik heb tijdens mijn gehele verblijf niet
één keer iemand zien kotsen) doen mij anders besluiten.
Om ons tegen de nachtelijke kou te beschermen hebben we één
van die kastjes voor de deur van onze hut gezet en zo verhinderd dat
die steeds openviel. Toch heb ik geen moment getwijfeld aan onze behouden
aankomst de volgende ochtend in Suzhou.
18 januari
Slapen bleek een schier onmogelijke
opgave. Bij vrijwel iedere tegemoetkomende boot klonk onze misthoorn.
Op een gegeven moment kon ik verschillende codes onderscheiden. Bovendien
bleek mijn schatting van het gemiddeld aantal aanvaringen wat aan de
lage kant. De bovenburen hebben daar allemaal kennelijk geen last van
gehad, want die heb ik in het geheel niet gehoord. In de loop van de
nacht was Adam met zijn hoofd bij mijn voeten gaan liggen (de britsen
stonden in een L-vorm) omdat anders zijn hoofd uit het raam zou waaien,
en bij mijn eerste daaropvolgende strekpoging hebben de haartjes van
mijn dikke sokken waarschijnlijk net zijn wang aangeraakt, blijkbaar
voldoende contact om hem eens flink te laten schrikken. Ik kreeg tenminste
een klap tegen mijn voeten terwijl ik zag hoe Adams ene voet zo hard
tegen het bed van zijn bovenbuurman schopte dat die bijna los van zijn
matras kwam, en zijn andere voet tegen de kast die de deur tegenhield.
Langzaam viel de deur weer open terwijl Adam van de schrik bekwam. Ik
heb veel verhalen gehoord van buitenlanders over slapen tussen de Chinezen,
maar onze slapies zullen zich voortaan hoeden voor slapen in één
hok met buitenlandse duivels.
Ons onderkomen op de universiteit van Suzhou, in het speciale gebouw
voor buitenlandse studenten, is een regelrechte hotelkamer. Vloerbedekking,
toilet bij de kamer, douche en een bad. Een schril contrast met het
onderkomen voor de Chinese studenten: zij slapen doorgaans met vier
tot acht mensen op een kamer. Het bed is zo breed dat het de kotten
op de boot ruimschoots compenseert.
Wegens gebrek aan contacten waren we verplicht te betalen met FEC. Dat
is eigenlijk niet eens geld. Het zijn certificaten. Er staat op: "Bank
of China. Foreign exchange certificate. The yuan expressed in this certificate
is equivalent in value to the Renminbi yuan. This certificate can only
be used within China at designated places. No request to register its
loss will be accepted by the Bank." De originele Chinese tekst
is vrijwel identiek, op de laatste zin na, die zegt: "Niet te verliezen."
De FEC is bedacht om buitenlanders met harde valuta te laten betalen.
Chinees geld mag niet worden in- of uitgevoerd. Buitenlanders wisselen
hun geld om bij de Bank en krijgen geen Renminbi maar FEC. In hotels
en restaurants, speciaal voor buitenlanders, zijn zij gehouden te betalen
meet FEC. Met renminbi betalen is toegestaan, maar dan is de prijs zo'n
40% tot 80% hoger. Dat is de manier om de Chinezen buiten te houden:
voor de veiligheid van de buitenlanders, die geheel in de watten worden
gelegd, zodat zij thuis zullen zeggen dat zij in China goed zijn ontvangen.
Bij grenscontrole geeft de buitenlander aan hoeveel geld en van welke
valuta hij invoert. Via de geldwisseling bij de banken en de bonnetjes
die je daarvoor krijgt (Je krijgt overal bonnetjes voor. In de bus,
bij het eten, bij de ingang van attracties. Eerst koop je een bonnetje
en drie meter verderop geef je het weer af. Dat is voor de staat de
garantie dat de verdiensten niet worden achterovergedrukt.) is precies
na te gaan wat je hebt achtergelaten. Maar veel belangrijker is dat
op deze manier alleen de Staat van de inkomsten profiteert en niet het
Volk. Vandaar onze verachtelijke houding ten opzichte van de FEC. Weliswaar
proberen wij zo goedkoop mogelijk rond te komen; nog altijd verdient
de Chinees aan ons. Moeten wij het moreel ondermijnen door kwistig met
bankbiljetten te strooien? Veel buitenlanders doen dit. Zij worden er
niet om gerespecteerd. Bovendien wordt je alleen maar belazerd door
marktlui en riksjarijders. Natuurlijk kun je op de zwarte markt renminbi
wisselen (ook FEC overigens) maar dat is ten strengste verboden. De
toerist die wordt betrapt op het behalen van een betere koers op de
zwarte markt kan zijn centjes inleveren en wordt op het vliegtuig naar
huis gezet. Tang Xu wisselt geld voor ons. Waar en hoe hij dat doet
weet ik niet, welke koers hij krijgt interesseert me niet. Hij is een
Chinees, woont zijn hele leven al in Nanjing, hij weet wat veilig is
en wat niet.
Suzhou is beroemd om haar tuinen. Die
zijn er dan ook erg veel. Vroeger waren deze privébezit en stonden
en hingen de gebouwtjes vol met waardevolle meubelen en versieringen.
Veel is verwoest door de eeuwen heen, door de tand des tijds, door oorlogen
of door de Culturele Revolutie. Vrijwel alles wat nu opengesteld is
voor publiek, is gerestaureerd of herbouwd. Alleen de bomen zijn authentiek.
Er zijn nog veel meer tuinen in Suzhou, grote, kleine, verwoeste, kapotte
en nog steeds privé bezit (of bezit van een stichting of vereniging).
Geen van de vijf tuinen die we de eerste dag in Suzhou bezochten kon
tippen aan de Yu Yuan Tuin in Shanghai. Niet getreurd, het zijn mooie
parkjes en in de winter lekker rustig. Toegegeven: in de zomer zal de
bloemenpracht overweldigend zijn. Dat is van de Tuin van Geluk nog maar
de vraag.
Er is nog een trekpleister (sinds Hangzhou krijg ik een nare smaak in
mijn mond van dat woord) in Suzhou: de Winkelstraat. Ook tegen sluitingstijd
is het net de Kalverstraat op zaterdagmiddag. Het mooiste wat we zagen
was een meisje van een jaar of vier dat naar haar moeder rende, zich
verstopte achter haar benen en riep: "Kijk mama, buitenlanders."
Suzhou is heerlijk.
We liepen langs een schier eindeloze rij mandarijnenventers. Overal
was de prijs één zestig per jin, een pond. Prijzig, als
je weet dat de mandarijnen in Nanjing één dertig per jin
opbrengen, dus we besloten om bij de verkoper met het vriendelijkste
gezicht inkopen te doen. Toen we halt hielden bij de op één
na laatste kraam, verzamelden zich alle overige neringdoenden eromheen.
Stoïcijns zochten we een aantal mandarijntjes uit en deden die
in het zakje dat de marktdame voor ons open hield. Eerst hoorden we
dat het zakje aldus geselecteerde mandarijnen 30 yuan kostte. Toen we
daarop niet reageerden maar een biljet van tien yuan trokken, riep iemand
dat dat lang niet genoeg was. De vrouw die belast was met de kas gaf
ons glimlachend twee yuan en wat kleingeld terug. We stonden wat hoofdschuddend
naar het gebrek aan wisselgeld te kijken en toen daar na een tijdje
nog niet op werd gereageerd vroegen we uiteindelijk maar om de rest.
De rest? Oja, het was drie jin, dus we kregen nog vier yuan terug. Vijftig
meter verderop deden we een winkelier ons verhaal en vroegen hem om
onze buit te wegen. Kennelijk had hij het niet zo op met marktkooplui,
want gretig vertelde hij dat het vier liang (2 ons) minder dan drie
jin was. Wij terug. Het kasvrouwtje pakte haar reken machine en was
echt druk in de weer. Daarna herwoog ze het zakje fruit en besloot om
ons te verblijden met een extra mandarijn. Ook die hebben we aan de
waagproef onderworpen en te licht bevonden: 2 liang. Die andere mandarijn
hebben ze vast lachend zelf opgegeten.
19 januari
In één van de tuinen sprak
een man ons aan. Tot in de puntjes verzorgd, snel kapsel, pak van goede
snit, keurige schoenen, leren tasje en hij rookte lange, dunne, bruine
cigaretten. Hij stelde zich voor als muntenhandelaar. Op een stil plekje
liet hij ons twee munten zien die geslagen waren in 1921, ten tijde
van de Republiek. Het is ten strengste verboden om in deze munten te
handelen, laat staan ze het land uit te voeren. Het waren prachtige
munten. Niet om te zien, maar ze waren groot, stevig en zwaar. Toen
hij de munten tegen elkaar tikte, zongen zij elk hun toon, gelijk, zonder
zweving. Twintig yuan per stuk. Ik voelde er wel wat voor, maar ik vertrouwde
hem niet. Zou hij, om de handel te beklinken, zijn rechercheurspasje
trekken? Ik bedankte hem dat hij me zijn buit had laten zien en we vertrokken.
De tuin op de Tijgerheuvel (Huqiu) is schilderachtig mooi. De oude sfeer
is op sommige plekken nog te proeven, vaak moet je dan wachten totdat
de toeristen zijn opgehoepeld. Chinese toeristen blinken uit in het
maken van kabaal, het rondlopen in grote troepen, geleid door de met
een megafoon bewapende gids, het op de plek blijven staan die jij wilt
fotograferen en in het maken van de meest smakeloze vakantiekiekjes.
Bij een stalletje sprak Adam met de verkoper, terwijl we bladerden in
een prentenboek over het oude Suzhou, het Suzhou van het spreekwoord.
Uit de prachtige tekeningen konden we afleiden dat ook in Suzhou, zoals
in zoveel steden, stevig aan het stadsbeeld is gesleuteld. Het aantal
grachten is aanzienlijk verminderd, veel grachten zijn versmald, de
mooiste bruggetjes zijn niet meer. Later hoorden we van een man, die
zich getrakteerd had op de film "Amsterdamned", dat Amsterdam
eigenlijk net Suzhou was.
Laat je nooit verleiden tot het kopen van de plaatselijke lekkernijen,
zoals noga uit Suzhou. Het smaakt en voelt in je mond aan alsof je een
flinke hap vogelzaad hebt genomen. Gelijk Chinese verjaardagstaart,
werkelijk niet te vreten. Pas deze dag durfde ik terug te denken aan
de welhaast traumatische ervaring tijdens de verjaardag van Tang Dai.
Mijn lichamelijke beperking liet me namelijk geen andere keus dan een
bezoek te brengen aan een openbaar toilet. Daar vroeg ik me af wat verschrikkelijker
was: de smaak van die monsterlijke taart of de stank die het schijthok
verspreidde. Vergeef me de uitdrukking, maar een woord dat de waarheid
beter benaderd is er niet. Adem halen durfde ik niet meer. Drie mannen
zaten op hun hurken, van elkaar gescheiden door slechts een zinkstenen
schotje, alledrie keken ze mij aan met een vragende blik. Alhoewel,
misschien ziet mijn gezicht er ook vragend uit bij een dergelijke bezigheid.
Aan de overkant stond een rijtje aardewerken potten, sommige driekwart
gevuld met een vloeistof waarvan de herkomst zich eenvoudig laat raden.
Veel tijd om mijn omgeving in me op te nemen had ik niet, en toen ik
me eindelijk kon ontspannen was ik bijna uitzinnig van vreugde dat het
mijn blaas was en niet mijn darmen, waarom ik hier stond. Twee minuten
later stond ik hijgend weer buiten, een wereldervaring rijker.
Nergens zie ik huisdieren. Eén keer zag ik een kat, die zich,
kennelijk niet gewend aan een strelende hand, uit de voeten maakte bij
mijn toenadering. Op straat lopen nergens honden. Jonge hondjes wel,
in dorpen of buitenwijken. Bij het bereiken van een bepaalde leeftijd,
of wellicht na de eerste of tweede zwangerschap, zijn ze namelijk op.
Vandaag hoorde ik voor het eerst een waakhond aanslaan. Waar schijnlijk
likt een Chinees die een waakhond hoort zich de lippen af.
Een meisje in de bus, een jaar of negen, met haar vriendinnetje op weg
naar school, liet ons haar schoolboekje zien. Na een klein gesprekje
las ze een stukje aan ons voor en Adam zei dat ze haar putonghua (algemeen
beschaafd Chinees, mandarijn of Beijingtaal) goed uitsprak. Toen zei
ze, vlak voor ze uitstapte: "Jij spreekt ook wel goed Chinees,
voor een buitenlander."
Onze "hotel"-kamer heeft TV. De indruk die ik eerder ik bij
Tang Xu en in Shanghai had opgedaan kreeg ik bevestigd. Veel Chinese
televisieprogramma's zijn goedkope glittershows met buitenlandse gasten.
Speelfilms of televisieseries zijn abominabel slecht gespeeld en opgenomen,
worden onderbroken door reclamespotjes. Die slaan alles. Een reclamespotje
duurt niet langer dan strikt noodzakelijk. Als de boodschap gedaan is,
is het spotje afgelopen. Op die manier worden de meest schilderachtige
melodietjes, bij voorkeur geschoeid op westerse leest, abrupt afgebroken
om plaats te maken voor een andere deun. Applaus in televisieshows idem
dito. Ik heb eens Michael Palin in een parodie van Monty Python als
presentator voor zijn eigen applaus zien zorgen met een aan-uitschakelaar.
Hier gebeurt dat echt, alleen doet de presentator het niet zelf. De
films zijn ofwel zeer gewelddadig ofwel mierzoet. Doris Day heb ik nog
niet gezien, maar ze heeft beslist hitpotentieel.
20 januari
China wordt modderig als het regent.
Als de druppels het wegdek hebben beroerd merk je pas hoe stoffig het
buiten is. Geen wonder dat volgens gewoonte schoenen altijd worden uitgetrokken
alvorens de woning wordt betreden. Om slijtage aan de sokken te voorkomen
zijn overal plastic huisslippers aanwezig. Geen wonder dat veel fietsers
eruit zien als chirurgen. Eerst dacht ik dat het mondkapje tegen de
kou was.
Te laat kwamen we erachter dat de dierentuin in Hangzhou een heuse Pandabeer
huisvest. De dierentuin in Suzhou kan niet bogen op een dergelijke attraktie,
edoch, wij besloten ons het genot van een Chinese dierentuin te laten
smaken. Dierentuinen hebben altijd al iets mistroostigs. De aanblik
van de gekooide dieren werd nog triester door de regen. Vele vonden
het niet eens de moeite waard zich aan het handjevol mensen te vertonen.
Een geit keek ons na met een blik van "daar heb je er weer een
paar." Ik heb niet de indruk dat de dieren goed worden verzorgd.
De meeste zagen er haveloos uit. Dat kan natuurlijk komen door een natte
vacht, maar sommige dieren vertoonden verwondingen. Een paar rhesusapen
hadden er zwaar de pest in en botvierden hun humeur op elkaar. Toen
we stonden te kijken bij twee slapende wolven, liet de bewoner van de
kooi met de vermelding: "Afrikaanse leeuw" zijn onderaardse
aanwezigheid gelden. Van het oorverdovende, holle gebrul werden de dieren
kennelijk zenuwachtig, waardoor ik voor het eerst in mijn leven wolven
hoorde huilen zoals ze dat in de tuin van John Wayne tegen de maan plegen
te doen. Een andere, lege kooi had het opschrift: "hond."
Chinezen hebben graag overal grip op.
De regering heeft een beklemmende grip op de bevolking. Een woning wordt
je toegewezen. Meestal rol je in het beroep van je vader. De regering
geeft je een baan die, indien van toepassing, aansluit bij je afgeronde
studie. De regering bepaalt dat niemand meer dan één kind
krijgt. Diefstal boven een bepaalde waarde wordt gestraft met een nekschot.
Dat is volgens de regering de enige manier om een volk in een overbevolkt
land in de hand te houden. De Chinezen reageren berustend en zorgen
ervoor dat er zaken zijn waar zij op hun beurt volledig grip op hebben.
Zij kweken Bonzaiboompjes, bekwamen zich in een gevechtssport (wushu).
Beheersing is een belangrijk aspect van het Chinese karakter. De samenleving
kent een wijdvertakte hiërarchie. Er zijn mensen, herkenbaar aan
een brede rode armband, verantwoordelijk voor het schoonhouden van en
het handhaven van de orde in een straat.
Op het station in Suzhou hebben we een staaltje van organisatievermogen
meegemaakt. We hadden, net als vele medereizigers, een plaatsreservering
gekocht. Stoel nummer 37 en 38 in wagon nummer 9. Verspreid over het
perron werd, al voordat de trein was gearriveerd, voor iedere wagon
een rij opgesteld. Iedereen bleef keurig tien minuten in zijn of haar
rij staan wachten. Wij sloten op fluitsignalen en handgebaren van de
Chef Van Rij Negen achteraan. De machinist rolde de trein langs het
perron en liet beheerst wagon vijf voor onze neus stoppen. Dat de Rijchef
niet voor een kleintje vervaard was, bleek toen hij zijn bord met de
fier prijkende 9 omhoog stak en aan het hoofd van de ganzenmars richting
de juiste wagon paradeerde.
Ik was blij het regenachtige Suzhou te kunnen verlaten. Blij op weg
te zijn naar een vaste stek. Blij dat dit voorlopig de laatste reis
zou zijn. Na negen dagen en drie steden voelde ik me op het station
van Nanjing een beetje op weg naar huis. In ieder geval wachtten op
de bovenste etage van een gebouw in een klein, modderig straatje (in
Nanjing regende het ook) mijn eigen slaapzak en mijn eigen matje op
me. En, wat nog veel meer was, post, voor mij, in China, van mijn vriendin
Ellen, die helaas niet mee kon op ontdekkingsreis.